Hugo is op 18 januari 2021, na een redelijk kort ziekbed overleden aan een hersentumor. Eind 2020 hebben we een zijn motorbiografie samengesteld in de vorm van een fotoboek. Hieronder dit boek als diavoorstelling.

Tijdens de crematie Hugo’s verhaal hoe hij in Nederland terecht is gekomen onder de titel: Mijn naam is Hugo Broers. Daaronder de toespraak die Frans gehouden heeft uit naam van de Rijnridders genaamd: Afscheid Hugo Boers.

Mijn naam is Hugo Broers.
Ik ben geboren op 3 januari 1934 in Semarang. Midden-Java, in het voormalige Nederlands-Indië. Ik ben het jongste kind in een gezin met 7 kinderen en had 4 zusters en 2 broers.
Mijn vader heette Louis Napoleon Broers. Hij was geboren op 3 maart 1895 en werkte bij de Nederlandsch Indische Spoorweg Maatschappij tot begin 1942, toen hij in militaire dienst werd teruggeroepen, vanwege het uitbreken van de oorlog met Japan. Hij stierf als krijgsgevangene op 29 december 1942 in Osaka, Japan.
Mijn moeder was Raden-Nganten Martinah. Zij werd geboren op 25 juli 1903 en stierf op 20 juni 1995 in rusthuis Dennenrust, Wageningen-Hoog, de voorloper van Rumah Kita.
Bij ons gezin woonde ook nog Oma, de moeder van Pa. En ook hadden wij een hond Nero.
Ik ging in Semarang naar de lagere school tot ongeveer maart 1942 toen de oorlog met Japan was uitgebroken. Daarna was er voor ons geen school meer en duurde die vacantie ongeveer 3,5 jaar, tot ik begin 1946 weer naar school moest, maar dan in Batavia (nu Jakarta), waar we eind november 1945 vanuit Semarang naar toe waren geëvacueerd.
De oorlogsjaren in Semarang kwamen wij vrij goed door. Daar werd je als Indische Nederlander niet in een Jappenkamp gestopt als je maar niet (al te) blond en/of blank bent. Indische Nederlanders die konden aantonen/bewijzen, dat ze meer Indonesisch bloed dan Nederlands bloed hadden, liepen minder kans in het Jappenkamp gestopt te worden. Indische Nederlanders met een Duitse achternaam/familienaam en die op Duitse roots konden wijzen bleven ook buiten schot, omdat Japan en Duitsland bondgenoten waren.

De tijd na de 2 kernbommen op Japan en nadat de 2e wereldoorlog op 15 augustus 1945 voorbij was, werd pas echt chaotisch na 17 augustus 1945, de dag van de onafhankelijkheidsverklaring door Indonesische nationalisten.
In november 1945 moesten wij en vele andere Indo-families in Semarang onze huizen uitvluchten en toevlucht zoeken in de Broederschool, bij de Rooms-Katholieke kerk. Hier waren al veel Indo-families naar toe gevlucht en was er militaire bewaking van Brits-Indische soldaten onder bevel van een Engels officier.
We verbleven er enige tijd en moesten ons op een zekere dag met onze spullen verzamelen en naar vrachtwagens gaan. Er in klimmen was voor ons jongeren geen probleem, maar voor Oma en Ma, beiden nog gekleed in traditionele Javaanse dracht, ging het lastiger om in de vrachtwagen te komen.
Voor Nero onze hond was het onmogelijk. Die mocht niet mee; die moest achterblijven, na 10 jaar lief en leed met ons gedeeld te hebben.
Gelukkig werd er niet geschoten, althans niet op onze vrachtwagen toen we naar de haven van Semarang reden. Daar moesten we over de neergelaten klep van een landingsvaartuig lopen, het schip in: de klep ging dicht en het landingsvaartuig voer naar een groter zeeschip, dat op de rede van Semarang voor anker lag, de “SUMIRI MARU”. Inschepen via touwladders ging voor Oma en MA nog problematischer dan bij het klauteren bij de vrachtwagen.
’s-Nachts werd er vanaf schepen, die verderop lagen met de boordkanonnen geschoten op de rebellen in de heuvels van Semarang.
Op een keer, overdag, kwam er een duikboot langszij en mochten wij er een kijkje in nemen. Wat een avontuurlijke tijd!
Ik geloof dat we daar een dag of 4 voor anker hebben gelegen. En toen, ineens, voer er een siddering door het schip en begonnen we te varen.
Op 3 december kwamen we in Batavia aan. We kregen een huis toegewezen, dat wij met 2 andere gezinnen moesten delen. In Batavia was ook de grote vacantie voorbij en moesten wij weer naar school. Ik begon met mijn 12 jaar in de 2e klas van de lagere school, maar kon omdat ik “goed kon leren”, klassen overslaan en kwam na enige tijd bij mijn zus van 15 in de 6e klas. Het is overigens deze zus geweest die mij op een avond in december 1945 in Batavia vroeg: “Weet jij dat Pa dood is?” Ik knikte alleen; ik wist het niet, maar vermoedde het al.

In mei 1953 deed ik eindexamen HBS-B. Bij de uitreiking van de diploma’s mocht ik een broek van mijn zwager lenen. Het was de eerste keer dat ik een lange broek droeg.
In augustus 1953 stapte ik aan boord van de “Australia” een schip van de Italiaanse rederij Lloyd Triestino met bestemming Genua. Van daar uit zou ik met de trein naar Nederland gaan, waar ik in Deventer naar de Rijks middelbare School voor Tropische Landbouw zou gaan. Wat ik me van mijn 1e grote bootreis herinner, is de geweldige ervaring van het reizen. Colombo op Ceylon (nu Sri Lanka) met die prachtige Hindoe tempels. Het Suez kanaal, waar op de Egyptische oever een drieste motorduivel stunts en capriolen uithaalde om de bootpassagiers te imponeren.
In Napels kreeg ik mijn eerste culturele schok. Hier zag ik voor het eerst massa’s van enkel en alleen maar blanke mensen. En bovendien zag ik die blanke mensen gewoon arbeiderswerk doen, zoals straten vegen, karren voortduwen, met manden en balen sjouwen. Schokkend. In Genua heb ik voor het eerst in een hotel gelogeerd.
Mijn reis naar Nederland is eigenlijk wel merkwaardig. Een brief van het “Rijksarchief voor de Centrale regeringsarchieven vanaf 1795”, als antwoord op een brief van mijn oudste zus aan hun, met onderwerp W. Broers, meldt: “….dat blijkens het stamboek Indische Ambtenaren K 377, Willem Broers geboren Nieuwe Diep 18 juli 1834, in 1854 naar Nederlands Indië vertrok als kwekeling bij het onderwijs. In 1861 was hij onderwijzer te Bandjarmassin.” En verderop, na al zijn promoties: “In 1880 werd hij benoemd tot resident van de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo. In 1891 werd hij op verzoek eervol uit die betrekking ontslagen.” Een prachtige carrière.
Mijn overgrootvader werd dus 100 jaar eerder dan ik geboren. Hij trok op 20 jarige leeftijd naar het oosten, naar Nederlands-Indië. Ik ging als 19-jarige westwaarts naar Nederland, waar hij geboren was.
In Deventer heb ik 2 jaar op die voormalige Koloniale Landbouw School gezeten en deed er in 1955 eind¬examen. Omdat het toen al rommelde in Indonesië, ben ik er niet naar teruggegaan en moest zodoende in mili¬taire dienst, waartoe ik in september 1955 als recruut moest opkomen. In juni 1957 zwaaide ik af in Assen als wachtmeester bij de veld¬artillerie. In september 1957 begon ik aan de propaedeuse aan de Landbouwhogeschool in Wageningen, waar ik 2jaar over deed. En in 1965 haalde ik pas mijn kandidaatsdiploma, waarna ik met praktijk ging, die ik op het Landbouw proefstation in Paramaribo deed. Ik ben er ongeveer een jaar gebleven, langer dan gebruikelijk. Maar uiteindelijk besloot ik toch maar naar Wageningen terug te gaan.
Maar wel via een leuke lange omweg!
Dit was mij relaas over hoe ik in Wageningen ben beland.
Hugo Broers

Afscheid Hugo Broers 
Hugo was 48 jaar actief lid van onze motorclub De Rijnridders.
Hij was altijd van de partij op onze vrijdagse clubavonden, BBQ’s, toertochten en kampeerweekenden.
Hoewel hij wat ouder was dan de meeste leden merkte je daar niets van want hij was altijd overal voor in en kon zeker na een biertje uitbarsten in hartelijk lachen.
Bij discussies had hij altijd wijze woorden. Hij las veel en luisterde graag naar klassieke muziek. In zijn stukjes voor ons verenigings¬blad maakte hij leuke woordgrappen.
Toen in 1976 de motorclub dreigde te worden opgeheven, heeft hij er mede voor gezorgd, dat er een doorstart werd gemaakt en werd hij voorzitter.
Het aantal leden groeide weer en de activiteiten werden weer opgepakt. In 1985 werd hij hiervoor tot erelid benoemd.
Hugo was ook bekend bij de KNMV, de Nederlandse Motorvereniging. En hij bezocht elk jaar de FIM Rally van de Internationale Motorsportbond en later ook de FIM Meritum voor veteranen. Hierdoor bezocht hij veel landen in Europa vaak samen met Jan Reuvekamp. Door zijn vele contacten kreeg hij van ons ook de titel van ambassadeur en ook nog de bijnaam: Baron Specklap.
In 2008 op de terugweg van de FIM Rally belandden Hugo en Jan in een ziekenhuis in Duits¬land: Hugo met een Legionella infectie en Jan met maagpro¬ble¬men. Hugo kon zelfstandig naar huis terugkeren, maar Jan moest geopereerd worden. Eenmaal weer opgeknapt, weerhield dat hun er niet van om deel te nemen aan de reis om de wereld in 80 dagen later in datzelfde jaar.

Helaas moest Hugo na een valpartij in Amerika vanuit Australië per vliegtuig met verpleegster terugkeren en werd later hier nog voor geopereerd.
Samen met Dick Eimers als navigator namen ze later deel aan de KNMV reizen naar Rusland, Marokko en Turkije. Hugo was toen al in de tachtig!

Hij heeft door zijn vele motorkilometers en deelname aan onze clubevenementen vaak de Jaarlijkse toerbeker gewonnen, waarvan ik hier een exemplaar heb.

Wars van modern spul zoals navigatiesystemen reed Hugo graag als tweede in een groep. Als de voorrijder ging inhalen dan ging Hugo er blindelings achteraan en dat ging gelukkig altijd goed.
Toen hij 80 werd gaf hij een groots feest met shoarma eten van Jeruzalem in onze stamkroeg JoJo’s Café.
Hoewel zijn voorliefde eigenlijk uitging naar de Triumph Bonneville maakte hij op zijn 85-ste toch de keuze om een motor te nemen met lage zit, de Honda Rebel.
Toen een klein gezelschap in mei 2019 op weg ging voor een weekend Assen vloog hij op de heenweg op de IJsseldijk uit de bocht en was even bewusteloos. Gelukkig kon de ambulance nog afgebeld worden, werd zijn motor naar de dealer gebracht en ging hij met de taxi terug naar Wageningen. Groot was onze verbazing toen hij zich ’s avonds om 8 uur toch weer meldde in het restaurant in Amen bij Assen. Hij had gewoon zijn oude auto gepakt en de 150 km gereden.
Daarna heeft hij nog een nieuwe Rebel gekocht en ging later dat jaar weer gezellig met ons mee naar het superclubweekend. Een van zijn laatste motortochten.
Vorig jaar zou hij voor de 25e keer aan de FIM Rally mee hebben kunnen doen als Corona geen roet in het eten had gegooid.
We zagen hem langzaam achteruit gaan.
Het was fijn, dat hij zo goed opgevangen werd in Rumah Kita en we willen vooral Angelique bedanken voor de goede zorgen.
Volgend jaar is ons 50-jarig lustrum en daar hadden we hem nog graag bijgehad.
We zullen zijn aanstekelijke lach, gezelligheid en vriendschap missen.
Frans